Wereldkaart

Charret-Lûd is een relatief kleine wereld met omstreeks 35 miljoen inwoners. Er bestaat veel ongerepte natuur waarvan een deel nog niet is betreden door de mensheid. 'Vertrapt zul je bedoelen,' zou Ger daarop zeggen. En waarschijnlijk heeft hij daar gelijk in.

De wereld bestaat niet uit wat wij Aardlingen landen zouden noemen. Na de dood van de laatste etúrazar* Ivaldar Cen, omstreeks 700 jaar geleden, werd ze opgedeeld in gewesten. Aan de leiding van elk gewest staat een groothertog of groothertogin.

 

Heerser over Charret-Lûd

Als geheel wordt Charret-Lûd geregeerd door het vorstenhuis. Het vorstelijk paleis staat in Ace Duradem, midden in het dorp Ace Duraïn.

Aan het hoofd van het vorstenhuis staat een kiv'anlo**, tegenwoordig met de naam Miatari an Derkamokin. Zij heeft niet het alleenrecht. De besturing van het rijk doet zij samen met vier raadsheren. Laat je niet misleiden door de term raadsheer, welke impliceert dat zij enkel raadgeven. Elke raadsheer heeft een gelijke hoeveelheid macht, kiv'o Miatari heeft de beslissende stem. Op het moment van schrijven bestaat de raad uit heer Obraïn Coneris, heer Gedam Giam, heer Ruphol Monet en heer Herrèr Warshal. Dat het dit keer toevallig slechts heren zijn die de raad bekleden, betekent overigens niet dat dames niet welkom zijn.

Raadsheren of -dames worden gekozen door de huidige kiv'anlo alsmede door zijn of haar voorganger, mits die nog in staat is te beslissen. Het volk heeft het recht binnen redelijke tijd bezwaar aan te tekenen. Sommigen grijpen deze bezwaarperiode aan om juist hun steun te betuigen voor een raadsdame of -heer, iets dat door het vorstenhuis vanwege de administratieve rompslomp met klem wordt afgeraden.

De kiv'anlo zelf wordt gekozen door een voorganger. De oudste zoon of dochter is de meest voor de hand liggende keuze, maar er is hier in het verleden weleens vanaf geweken. Kiv'o Miatari zal hier ook van moeten afwijken aangezien zij geen nageslacht heeft.

De gewesten

Hier volgt een uiteenzetting van de twaalf Lûdse gewesten, beginnend bij het hoofdgewest en daarna met de klok mee naar het noorden (nilko), oosten (enas), zuiden (sontho) en westen (wéras).

Ace Duradem

Leiding: het vorstenhuis.

Ace Duradem is na Ixferion het grootste gewest van Charret-Lûd. De hoofdstad van het rijk, Ace Duraïn, bevindt zich hier. Ace Duradem heeft de meeste inwoners, wat te wijten is aan het feit dat veel liefhebbers van het vorstenhuis graag zo dicht mogelijk bij het vorstelijk paleis wonen. 

Het eiland Limdim is onderdeel van Ace Duradem. Limdim is berucht om zijn magische kaarsen, die veelal werden gebruikt als communicatiemiddel, tot bleek dat de communicatielijn niet veilig was: alle communicatie via de kaarsen bereikte niet alleen de beoogde ontvanger, maar ook de maker van de kaarsen. De meeste Limdische kaarsen werden daarop vernietigd. Inmiddels zijn er nog enkele kaarsen in Charret-Lûd te vinden en Limdim bezit daar geen van.

Agdaraï

Leiding: Les Omres, de Wolvenmeester.

Les Omres werkt nauw samen met het bestuur van het nabijgelegen Ace Duradem en is een bondgenoot van het vorstenhuis, voornamelijk vanwege zijn familiaire band met de generaal van de Fiaror (het Lûdse leger, onder bevel van de kiv’anlo). Op dit moment is die generaal Pridov Werítin. Generaal Werítin komt uit een lange lijn van generalen en commandanten. Al ruim honderd jaar staat de familie Werítin aan het hoofd van de Fiaror. Er zijn soldaten die zo’n lange lijn van generalen uit dezelfde familie niet verstandig vinden. De familie Werítin heeft zijn wijsheid en weerbarstigheid echter keer op keer bewezen.

Les' bijnaam, Wolvenmeester, komt voort uit het feit dat groothertog Omres met wolven communiceert. Er is geen wolf die hij niet onder zijn duim heeft en die niet zijn bevelen volgt. 

West-Dakratus

Leiding: Jumo "Jachtling" Jumua, aanvoerder van de Noordelijke Stam.

Het is algemeen bekend dat groothertog Jumua een vrouwenliefhebber is, die zich al jaren schuldig maakt aan polygynie. Hoewel polygamie niet verboden is in Charret-Lûd wordt ze door veel Lûdse gemeenschappen afgekeurd. Jumua trekt zich daar niets van aan, wat helemaal past bij zijn karakter. Opgegroeid in de bergen van Curlior, binnen een gemeenschap dat mannen aanbad, is het niet verwonderlijk dat hij zichzelf hoog heeft zitten en de mening van een ander niet als een waarheid beschouwt. De bewering dat hij baas was binnen de Modderhutten, onderdeel van Curlior, is meerdere malen door de Jachtling ontkend. De hutten hebben een kwade reputatie: er zouden massaal magielozen, degenen zonder magische gave, zijn vermoord. Bewijs van deze afschuwelijke daad ontbreekt en de groothertog blijft de kwade tongen tegenspreken. Kiv’o Miatari an Derkamokin was goed van hart en schonk hem het voordeel van de twijfel, waardoor Jumua nog steeds aan het hoofd staat van Oost- en West-Dakratus, en Tjilla’yn.

Oost-Dakratus

Leiding: groothertog Jumo "Jachtling" Jumua, aanvoerder van de Noordelijke Stam.

Groothertog Jumua woont in Mündox en leidt vanaf daar de Noordelijke Stam. De Noordelijke Stam is niet zozeer een stam, het is meer een klein leger dat nu en dan een poging doet om een ander dorp te "veroveren", bij voorkeur in Agdaraï of Azizilhé. Jumua heeft eens gezegd dat hij de rest van de wereld onder zijn hoede wil hebben. In al die jaren is dat hem echter niet gelukt, mede dankzij de Fiaror, die de Noordelijke Stam goed in de gaten houdt. Bovendien beschermen de wolven van Les Omres de noordelijke grenzen van Agdaraï en Pokumba. Eén vleugje van de geur van de Noordelijke Stam en de wolven worden wild. Het gerucht gaat dat groothertog Jumua daarom bezig is nieuwe zieltjes te winnen voor zijn stam: personen die een andere geur hebben of personen die geen geur hebben.

Tjilla'yn

Leiding: Jumo "Jachtling" Jumua.

De herkomst van zijn bijnaam, Jachtling, is niet bekend. Wat het precies betekent is eveneens een raadsel. Een verhaal deed de ronde, afkomstig van een ver familielid van Jumo, dat de groothertog vernoemd is naar azàr Boklant im Fenex uit de derde eeuw, die dezelfde bijnaam had. Deze etúrazar staat erom bekend zijn kasteel, waarvan de ruïne te vinden is op de bergen van Curlior te omringen met opgehangen personen. Hij joeg deze personen op, wierp een lasso om de nek en sleepte hen tot hun dood achter zijn paard aan, waarna hij hen aan de muren van zijn kasteel hing om vijanden te weren. Ling is in de oude Lûdse taal een verbastering van h'adling, wat zoiets betekent als verstikken door met een touw de nek strak te omvatten. Meerdere leden van de Noordelijke Stam beweren gezien te hebben hoe de Jachtling iemand achter zijn paard aan sleepte. Wat met deze persoon is gebeurd, kon geen van hen echter vertellen.
Een vriend van de Jachtling had een ander verhaal: Jumua maakte jaren geleden jacht op een meneer met de naam Adeling Nostar, ook wel Ling genoemd, omdat hij een begeerlijke vrouw had die de groothertog tot de zijne wilde nemen. Jumo accepteerde zijn falen bijna tien jaar later en staakte de jacht op Ling. Het enige dat hij eraan overhield, was de bijnaam Jachtling.
Een buurvrouw, in het verleden zijn minnares, liet zich een derde verklaring ontglippen, namelijk dat Jumua haar in een dronken bui vertelde de zoon van een jachtheer te zijn. Een jachtheer is het hoofd van een stam die zijn inkomsten haalt uit het jagen op voedsel voor de verkoop. Toen deze buurvrouw werd gevraagd welke jachtheer ze bedoelde, noemde ze verschillende namen, waaronder die van Melgrem Westurgin, smokkelaar, dief en reparateur. Voor zover bekend, is meneer Westurgin nooit een jachtheer geweest, wat de hele bewering van Jumo's voormalige geliefde onderuithaalt.

Azizilhé

Leiding: het vorstenhuis.

In eerste instantie wilde het vorstenhuis Azizilhé onderbrengen bij Brastaf Biniño, groothertog van Vilniljar. Hij weigerde met als reden dat Vilniljar alleen al te groot is om door hem onderhouden te worden. Les Omres was de logische volgende groothertog, maar ook hij wees het aanbod beleefd af. Zijn wolven bevinden zich namelijk in Agdaraï en Pokumba, maar weigeren de grens naar Azizilhé te passeren, aldus de Wolvenmeester. Het vorstenhuis zelf was ook niet te happig om Azizilhé onder haar hoede te nemen om redenen die vooral te maken hebben met de grootste inwoners van het gebied: de Mendón, ook wel fluisterbomen of Grauwe Bomen genoemd. In de volksmond wordt er ook naar deze bomen verwezen als “mensenmoordenaars”. Daarnaast is het dal van Guridiot een plek waar men met een grote boog omheen gaat. Zo ook kiv'o Miatari, die enkel de steden en dorpen bezoekt en zich verre houdt van elke andere stam die zich over het vrije land van dit gewest heeft verspreid.

Ixferion

Leiding: onbekend. Fluisteringen doen de ronde: dat de hoge heren van Madyik, het buurland van Ixferion, het uitgestrekte land hebben ingenomen. Maar ook wordt beweerd dat de elfen van weleer (al zevenhonderd jaar niet gezien door mens, magiër of tovenaar) er hun thuis vonden na de Drieledige Oorlog in de tijd van azàr Ivaldar Cen.
Honderden jaren geleden werd het gewest toegewezen aan de Latohn, een bergstam uit Azizilhé. De Latohn verliet het gebied na enkele tientallen jaren, naar eigen zeggen vanwege afschuwelijke, moordlustige gedrochten die het gebied rond het dal van Guridiot bewoonden, en trok het Dimh gebergte in. Zelfs de kiv’anlo is gedurende haar regime niet in Ixferion geweest, noch de regent die haar voorging. 

Ixferion wordt het Land der Verdwaalden genoemd. Zoals de volksnaam doet vermoeden, is het makkelijk om er te verdwalen. Ondanks dat het een uitgestrekt, doods landschap is, kan het gebied een mens tot waanzin drijven. Met die reden zijn er weinig mensen die de grens naar Ixferion passeren. Degenen die het wel doen, keren meestal niet terug.

Madyik

Leiding: het vorstenhuis, maar kiv'o Miatari heeft maar één keer het gewest bezocht, als onderdeel van haar inhuldiging. Het is de plicht van iedere vorst om alle gewesten te bezoeken. Hoewel het officieel wordt ontkend, zeggen de Madycianen dat kiv'o Miatari het niet eens was met wat ze daar vond. Ze probeerde haar wil op te leggen aan het bestuur van Madyik, die korte metten maakte met haar eisen. Op welke wijze het bestuur dat voor elkaar heeft gekregen, is niet duidelijk.

Het gewest is als laatste begrensd, bijna een eeuw geleden. Destijds maakte het nog deel uit van Vilniljar, totdat enkele opstandelingen besloten dat Madyik zijn eigen leiding verdiende. Wat duidelijk is, is dat de Fiaror met net zo'n scherp oog Madyik in de gaten houdt als de Noordelijke Stam. Reden daarvoor is niet wat er is voorgevallen tijdens het bezoek van de kiv'anlo, maar het feit dat Madyik, het zwarte schaap van Charret-Lûd, is uitgegroeid tot het gewest van het magisch experiment. Het verboden experimenteren is ongetwijfeld waarom Madyik niet officieel is benoemd tot separaat gewest, ondanks de intensieve sessies met lobbyisten. Het vorstenhuis doet zijn uiterste best om Madyik aan banden te leggen. Het is echter de vraag of de Madyciaanse leiding, sinds kort bestaande uit de broer en zus Riklatrik en Rahekmir Riqiar, zich aan deze banden houdt of de grens van de rekbaarheid ervan zal opzoeken.

Liredûm

Leiding: het vorstenhuis.

Hoewel de militaire vesting Ellinbar zich aan de andere kant van rivier De Karsa bevindt, hoort ze bij Liredûm omdat het vorstenhuis de leiding over Ellinbar wilde houden. Er was eens sprake van om haar over te dragen aan de groothertogin van Sutedeny, maar dit plan viel in duigen toen Giarna Kreggohan haar uit Sutedeny verdreef. Uiteindelijk maakt het weinig uit onder wie de militaire vesting valt: de markies van Ellinbar heeft de leiding en zal die aan niemand uit handen geven. Gelukkig heeft het markizaat nauwe banden met het vorstenhuis en houdt zij elke bedreiging vanuit het zuiden in de gaten.

Liredûm staat verder vooral bekend om de vele vissershavens aan de westkant en om de Eltiborli Universiteit, een school voor de "speciaal begaafden", die de stad Eltiborli rondom begrensd.

Pokumba

Leiding: Les Omres, de Wolvenmeester.

Pokumba bestaat onder andere uit twee enorme gebergtes. Dankzij het schone water dat vanuit de top van de bergen naar beneden stroomt, is het centrum van dit gewest zeer vruchtbaar. Je zult er veel verschillende soorten dieren, insecten en andere schepsels vinden. Daarnaast is Pokumba thuis van de mooiste waterval in Charret-Lûd: de 653 meter hoge en 64 meter brede Shilai waterval.

Vilniljar

Leiding: Brastaf Biniño.

Niemand weet exact hoe rijk de familie Biniño is, vermoedelijk rijker dan het vorstenhuis. Brastaf is een zakenman pur sang, die zich als kleine jongen al interesseerde voor edelstenen van alle soorten en maten. Het is niet zonder reden dat hij de voorganger van kiv'o Miatari verzocht om de groothertog van Vilniljar te worden: het Varkensdal zit vol met edelstenen. Met name de transparante asekriet is een fortuin waard. Ook zoeken de werknemers van de groothertog dag in dag uit naar modenglas, een bestanddeel van de allerbeste glazen bollen.

Hoewel onverbiddelijk tijdens het zakendoen, is Brastaf een vriendelijke man die het graag anderen naar de zin maakt. De meest wonderbaarlijke feesten worden door hem georganiseerd op zijn landgoed, grenzend aan de Biniño Baai. Een ieder met een interessant verhaal is daar welkom. De groothertog staat bekend om zijn vrijgevigheid, maar is zeer gesteld op zijn privacy. Een enkeling mag zijn privévertrekken bezoeken.

Sutedeny

Leiding: het vorstenhuis. Voorheen: Robanín Sansinriël.

Het zuiden, ten slotte, was bijna vijfhonderd jaar lang in het bezit van de vrouwelijke lijn van de familie Sansinriël, afstammelingen van de feeën. Sutedeny werd overgedragen van dochter op dochter, die dezelfde wonderschone visie hadden op de architectuur van de dorpen, steden en het landschap. De familie stond hoog in aanzien. Zelfs de vorstelijke familie had moeite om niet te buigen bij het aanschouwen van de prachtige groothertogin Robanín Sansinriël.

De serene rust die eeuwenlang in Sutedeny heerste, werd ruw verstoord door Giarna Kreggohan, die dertig jaar geleden in het absolute zuiden binnen een paar maanden tijd een waar paleis uit de grond stampte en het gewest innam. Het dorp grenzend aan haar paleis doopte ze om tot Giarna’s Dorp en die werd voornamelijk bevolkt door haar volgelingen, bestaande uit leden van het volksleger Bintòn. Tegen de tijd dat iemand in de gaten had wat ze deed, was het te laat.

Er is niets meer van de familie Sansinriël vernomen. Om onontdekte redenen durfde niemand het gewest te heroveren, zelfs niet toen Giarna’s kleine groep volgelingen door de Fiaror werd neergeslagen en Giarna zich bloedend terugtrok in haar paleis. Het gerucht gaat dat ze is gestorven. Uit angst voor vervloekingen en duivelse valstrikken is er geen mens die het waagt om haar paleis te betreden. Zelfs commandant Duspar, de meest geharde man van de Fiaror, vond het welletjes. Zonder een voet in Giarna’s paleis te zetten, raadde hij de vier raadsheren van het vorstenhuis aan om Giarna officieel dood te verklaren.

Het feit dat er niemand opstond om de leiding te nemen, deed het vorstenhuis besluiten om Sutedeny terug te nemen als de hare. Het blijft onder haar toezicht, totdat een waardige opvolger van Robanín, bij voorkeur een lid van de verdwenen familie Sansinriël, naar voren treedt.

 

* Etúrazar is de Lûdse equivalent van keizer of keizerin. Wanneer deze titel direct voor de naam staat, spreekt men in het Lûds niet het hele woord uit, maar gebruikt men het woord azàr (bijvoorbeeld: azàr Cen).

** Kiv'anlo is de Lûdse equivalent van koning of koningin. Wanneer deze titel direct voor de naam staat, gebruikt men in het Lûds het woord kiv'o (bijvoorbeeld: kiv'o Miatari).